Op 3 december 2014 heeft ons hoogste rechtscollege, de Raad van State, gesproken: Het innen van boetes langs de weg is discriminatoir!
In dit geval was er Poolse chauffeur van een Poolse vervoerder die geen vaste woon of verblijfplaats in Nederland had. De inspecteur van ILT (Inspectie Leefomgeving en Transport) die deze chauffeur een boete oplegde, had geen onderscheid mogen maken op basis van nationaliteit. De boete is in strijd met artikel 18 van het VWEU (Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie). Bovendien wordt tevens de Nederlandse wetgever een verwijt gemaakt; zij hadden moeten zorgen voor implementatie van het Europese Kaderbesluit in Nederlandse Wetgeving. Op 7 december 2010 schreven wij op onze site onder 'Einde aan Buitenlands Boeteleed' aan artikel over het Kaderbesluit wederzijdse erkenning geldelijke sancties 2005. De verwachting werd uitgesproken dat lidstaten niet langer mochten discrimineren naar nationaliteit. Dat zou er in moeten voorzien dat alle lidstaten boetes van buitenlanders tot dan opgelegd langs de weg zouen moeten doorsturen naar de nationale CJIB's. Kamervragen daarover van Hennis- Plasschaert ontlokte Staatssecretaris Teeven het antwoord dat de rechter dat maar moet uitwijzen. Dat is dus nu 4 jaar later en dus veel te veel boetes langs de weg afgerekend. In dat Kaderbesluit was ook expliciet opgenomen dat het ook overtreding van de rij- en rusttijden betrof. Nu zijn die overtredingen sedert het begin van de eeuw onderworpen aan het bestuursrecht. Het Kaderbesluit sprak echter over feiten die zijn bestraft en waar 'beroep op een met name in strafzaken bevoegde rechter is opengesteld' . In een van de 3 vonnissen van vandaag ( eerste zaak van de Poolse chauffeur) is door ons kantoor in 2012 gesteld dat directe inning langs de weg geen pas geeft als er een Kaderbesluit geldt dat de boeteinning Europees regelt. Immers dat zou discriminatie zijn. Door ons kantoor is toen verwezen naar de zaak Pastoors uit 1997 inzake discriminerende boetes langs de weg in Belgie. Bij het bezwaar tegen de boete is toen door de ILT simpel gesteld dat het bestuursrecht betreft en geen strafrecht. In beroep is met verwijzing naar een zaak die in 2013 bij het Hof in Luxemburg speelde (zaak Baláž) gewezen op de beperkte uitleg van het begrip 'met name in strafzaken bevoegde rechter' . Die uitspraak geeft een lidstaat geen ruimte om dat begrip zelf uit te leggen. De omschrijving die het Hof daar geeft is ruim genoeg. De Raad van State oordeelt dan dat 'de bestuursrechtelijke procedure in boetezaken aan de wezenlijke kenmerken van een strafrechtelijke procedure voldoet' . Er is dus geen 'objectieve rechtvaardigingsgrond' meer - dat was tot aan het Kaderbesluit nog wel het geval, volgens het Pastoors-arrest - om buitenlanders anders te behandelen dan eigen onderdanen. De Raad van State constateert nogal hard dat de Nederlandse wetgever te kort is geschoten, (sinds deze kennis had kunnen nemen van de zaak Baláž in 2013) in de implementatie van het Kaderbesluit. De opgelegde boetes zijn discriminatoir in strijd met artikel 18 VWEU! Tenslotte. Niet iedereen staat te juichen bij de mogelijkheid dat boeteoplegging wordt ontnomen aan buitenlandse chauffeurs die er hier een janboel van maken. Wel is het zo dat deze uitspraak van onze hoogste bestuurlijke rechter een rol gaat spelen in procedures in het buitenland. Het kan verstandig zijn om alvast de boetebewijzen te bewaren. Lees hier de volledige uitspraak van de Raad van State van 3 december 2014
0 Reacties
|
Vallenduuk AdvocatenHier vindt u af en toe een BLOG van een van onze advocaten Archives
September 2019
Categories
Alles
|