Vallenduuk Advocaten
  • Home
    • English
    • Polski
    • Deutsch
    • Francais
  • WIE ZIJN WIJ?
    • mr P.L. Bobeck
    • mr M.E.L. Vallenduuk
    • mr K. Vierhout
    • mr M.S. Kikkert
    • mr M.D. Vrolijk
    • mr C.C. Hofman
    • mr A.A.M. Dijkman
    • mr R.E. Betgen
    • Andrzej Plutynski
    • S. Blom-Van Gennip
    • M. van Geemen
    • M. van Helvoirt
  • Wat doen wij?
    • Audits
    • Seminars
    • Onze tarieven
  • Blog/Nieuws
  • Contact
    • Vacatures
    • Kantoor Haarlem
    • Kantoor Warschau
  • Registratie rechtsgebieden


bloG/nieuws

De ‘pluk ze’ wetgeving; rekenen met juristen

5/5/2014

0 Reacties

 
mr Marcel Kikkert
Jan heeft 3.000 euro en geen schulden. Op dat moment is zijn vermogenspositie (bezittingen minus schulden) 3.000 euro positief. Hij besluit een hennepkwekerij van 200 planten te beginnen. Hiervoor investeert hij zijn 3.000 euro in materiaal. Ook op dat moment is zijn vermogenspositie nog steeds 3.000 euro positief. Hij bezit op dat moment immers 3.000 euro aan materiaal. Om te kunnen kweken investeert Jan noodzakelijkerwijs nog 700 euro aan stekkies, water en voeding. Jan heeft groene vingers en heeft een flinke oogst. Hij slaagt er in zijn eerste oogst voor 18.000 euro cash te verkopen aan de plaatselijke coffeeshop. Helaas voor hem komt deze verkoop aan het licht en rolt de politie even later zijn kwekerij op. Al het materiaal in de kwekerij wordt vernietigd.

Begin jaren negentig zijn de mogelijkheden om de opbrengsten uit illegale activiteiten af te pakken flink verruimd. De zogenoemde ‘pluk ze’ wetgeving moet er in voorzien dat criminaliteit niet loont. Dit heeft onder andere geresulteerd in de ‘maatregel ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel’ van artikel 36e Strafrecht, wat inmiddels is uitgegroeid tot het paradepaardje van justitie.

Deze ontnemingsmaatregel is geen straf. Dit betekent dat de maatregel geen leedtoevoegend karakter heeft. De ontnemingsmaatregel is geheel en al gericht op herstel van de rechtmatige toestand in financiële zin.[1] Simpel gezegd moet de vermogenspositie van de veroordeelde na de ontneming hetzelfde zijn als deze was voordat met de illegale activiteiten werd gestart. Men mag er financieel niet beter of slechter van worden.

Tot zover de theorie. In de praktijk resulteert de ontnemingsmaatregel namelijk vaak in een financiële strop voor de veroordeelde. Vooral bij een ontneming ten aanzien van hennepkwekerijen is dit een veel voorkomend fenomeen. De oorzaak hiervan is dat voor het opbouwen van een hennepkwekerij een flinke investering nodig is. Om 200 plantjes te kweken zal gemiddeld 3.000 euro geïnvesteerd moeten worden in lampen, afzuiginstallaties, etc.[2] Degene die hennep wil gaan kweken dient dus eerst een deel van zijn vermogen om te zetten in materiaal. Als de kwekerij vervolgens wordt opgerold wordt al dit materiaal vernietigd.

In bovenstaand voorbeeld wordt bij het ontdekken van de kwekerij aldus 3.000 euro vermogen (investeringskosten voor materiaal) van de kweker te niet gedaan. Bij de berekening van de netto winst van de kwekerij (opbrengst minus de kosten) mag van de Hoge Raad per kweek echter slechts 1/20ste deel van deze investeringskosten worden afgetrokken;[3] in casu 150 euro. Een bedrag dat gelijk staat aan de waardevermindering van het materiaal per kweek (de afschrijving). Dat dekt het verlies in vermogen bij lange na niet.

De ontnemingsvordering van Jan wordt dan als volgt berekend: 18.000 euro opbrengst uit verkoop, minus de kosten ad 850 euro (700 + 150). Oftewel; Jan heeft een schuld aan de Staat ter hoogte van 17.150 euro. De vermogenspositie van Jan is dan als volgt: 18.000 euro aan bezittingen (cash) minus 17.150 euro aan schulden (ontnemingsvordering) is 850 euro positief. Ten opzichte van de rechtmatige toestand voor het kweken is Jan er dus (3.000 minus 850) 2.150 euro op achteruit gegaan. Deze bedragen lopen navenant op bij grotere kwekerijen. Om die reden worden vele veroordeelden die met een ontnemingsmaatregel te maken hebben gehad, nog jarenlang met de financiële strop geconfronteerd.

Uiteraard is dit door de advocatuur aan de orde gesteld. Het is immers niet de bedoeling dat men door de ontneming in een slechtere financiële positie belandt dan voor het plegen van het strafbare feit. Dit zou eenvoudigweg hersteld kunnen worden door de volledige investeringskosten voor aftrek in aanmerking te laten komen. In dat geval blijft de vermogenspositie voor en na de ontnemingsmaatregel immers wél gelijk.

De Hoge Raad is het hier niet mee eens. Zij overweegt: ‘Het middel steunt in de eerste plaats op de opvatting dat een gedeeltelijke afschrijving van de investeringskosten van de kwekerijen in strijd is met het reparatoire karakter van de ontnemingsmaatregel. Die opvatting is in haar algemeenheid onjuist.’[4] Waarom die opvatting in haar algemeenheid onjuist is wordt verder nauwelijks gemotiveerd. Gelet op het voorbeeld hierboven (wat de standaard werkwijze bij ontneming weergeeft) lijkt dit ook lastig nader te motiveren. Immers; de uiteindelijke vermogenspositie wordt door de ontneming vaak weldegelijk evident slechter terwijl dat niet de bedoeling van de wetgever is. Er zijn slechts zeer weinig kwekerijen die zolang kunnen draaien (4 jaar) dat de investering in het materiaal geheel kan worden afgeschreven.

Het veel gehoorde ‘juristen kunnen niet rekenen’ lijkt in zoverre ook hier op te gaan. Het is tijd dat de Hoge Raad een nieuwe weg in slaat.




[1] MvT , Kamerstukken II 1990/91, 21 504, nr. 5, p.19.

[2] Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht, BOOM, 1 november 2010.

[3] Hoge Raad, 31 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BT6972.

[4] Zie noot 3, ro. 2.5.

0 Reacties

Column: De officier van justitie; een heer in het rechtsverkeer?

1/11/2013

1 Reactie

 
Mr Marcel Kikkert 

Verdachten  van het rijden onder invloed worden op meerdere wijzen met hun daad  geconfronteerd. Niet alleen het CBR legt ingrijpende maatregelen op maar ook het Openbaar Ministerie laat direct haar tanden zien. Want hoewel men na een
positieve (blaas)test op rijden onder invloed formeel nog (slechts) verdachte is, en er aldus nog helemaal niets door een rechter bewezen is verklaard, bestaat er voor de officier van justitie toch de mogelijkheid om het rijbewijs
van de verdachte alvast voor enkele maanden in te houden. Een mogelijkheid die schuurt langs de onschuldpresumptie. 

Mede om die reden is in artikel 164, zesde lid, van de Wegenverkeerswet bepaald dat de officier van justitie het rijbewijs in ieder geval niet mag inhouden als er  ‘ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de rechter geen
onvoorwaardelijke rijontzegging zal opleggen’. Met andere woorden; als te voorzien is dat de rechter het rijbewijs uiteindelijk niet zal inhouden, dient dit direct te worden teruggegeven. 

Dit criterium lijkt op het eerste gezicht misschien wat vaag, maar is dat in de  praktijk allerminst. Reeds in 1998 hebben de voorzitters van de rechtbanken en  gerechtshoven (het LOVS) afspraken gemaakt over de afdoening van veel
voorkomende strafbare feiten. Het doel van deze afspraken is om zoveel mogelijk gelijke gevallen gelijk te berechten. Ook voor het rijden onder invloed bestaan  dergelijke afspraken. In de meest recente versie van mei 2013 heeft het LOVS als
uitgangspunt geformuleerd dat er pas vanaf 651 ugl (1,51 promille) een  onvoorwaardelijke rijontzegging wordt opgelegd. Voor beginnend bestuurders ligt  deze grens op 571 ugl (1,31 promille). Rechters houden al jaar en dag vast aan
deze uitgangspunten en houden rijbewijzen (behoudens bijzondere gevallen) niet  in als er minder geblazen is dan genoemde waardes.
 
Het  Openbaar Ministerie denkt hier anders over. Onder leiding van crimefighters  Opstelten en Teeven houden zij stoïcijns vast aan hun ‘eigen’ uitgangspunten. De  officieren van justitie houden rijbewijzen op voorhand in bij een resultaat van
570 ugl (1,31 promille) voor ervaren bestuurders (en aldus 81 ugl eerder dan de  rechters) en 350 ugl (0,81 promille) voor beginnend bestuurders (en aldus 221  ugl eerder dan de rechters). De officieren van justitie houden aldus tegen beter
weten in vele rijbewijzen in, waar zij die eigenlijk terug moeten geven. Artikel  164, zesde lid, van de Wegenverkeerswet is immers dwingend geschreven. Als de  verwachting bestaat dat de rechter het rijbewijs niet zal inhouden, dan moet het
worden teruggeven. 

De huidige praktijk is dat verdachten die door deze verschillende richtlijnen geconfronteerd worden met een inhouding van het rijbewijs door de officier van justitie, terwijl de LOVS uitgangspunten van de rechtbank daartoe geen  aanleiding geven, een zogenoemde klaagschriftprocedure moeten beginnen om hun  rijbewijs terug te krijgen. Met deze procedure wordt aan de rechter de teruggave van het door de officier van justitie ingehouden rijbewijs verzocht. De behandeling van een dergelijk verzoek duurt over het algemeen slechts enkele minuten, waarbij de officier van justitie zich als klap op de vuurpijl vaak ook niet verzet tegen teruggave van het rijbewijs. De rechtbank kijkt vervolgens  hoeveel er geblazen is, wat haar eigen LOVS uitgangspunten daarvoor  voorschrijven en beslist vervolgens dienovereenkomstig. 

Het recht heeft dan alsnog gezegevierd zou men kunnen zeggen. De verdachte heeft  alsnog zijn rijbewijs terug. Maar zo eenvoudig is het niet. Om te beginnen duurt  het doorlopen van een klaagschriftprocedure ongeveer drie weken. Drie weken
gedurende welke de verdachte eigenlijk ten onrechte zijn rijbewijs kwijt is.  Maar belangrijker nog: een laagschriftprocedure vergt een actieve opstelling  van de verdachte. Doet de verdachte niets of is de verdachte onwetend, dan  blijft het rijbewijs (vaak enkele maanden) ingevorderd. De monddode of onwetende  verdachte is hierdoor onnodig lang zijn rijbewijs kwijt, terwijl de verdachte  die mondig genoeg is om zich tot een advocaat te wenden of zelf een klaagschrift  in te dienen, zijn rijbewijs terugkrijgt. 

Al met al houdt het Openbaar Ministerie op deze manier een ongewenste situatie in stand. Een magistratelijke opstelling van de officieren van justitie ten  opzichte van het bepaalde in artikel 164, zesde lid, Wegenverkeerswet zou dit  probleem eenvoudig kunnen ondervangen. Ook officieren van justitie zijn bekend  met de uitgangspunten van het LOVS en de manier waarop rechters daar in de  praktijk mee om gaan. Als zij hier op voorhand beter op anticiperen, zoals artikel 164, zesde lid, van de Wegenverkeerswet ook dwingend voorschrijft,  kunnen vele klaagschriftprocedures worden voorkomen. Bovendien scheelt dit  aanzienlijk in de kosten voor gesubsidieerde rechtsbijstand (voor een  klaagschrift wordt een toevoeging verleend) hetgeen crimefighter Teeven, die  flink op deze kosten wil bezuinigen, als muziek in de oren moet klinken. 
 
Zie ook www.rijbewijsingenomen.nl

 
1 Reactie

    Vallenduuk Advocaten

    Hier vindt u af en toe een BLOG van een van onze advocaten

    Archives

    September 2019
    Augustus 2019
    Juni 2019
    Mei 2019
    April 2019
    December 2018
    Augustus 2018
    Juli 2018
    Juni 2018
    Maart 2018
    Februari 2018
    December 2017
    November 2017
    Maart 2017
    Februari 2017
    September 2016
    Augustus 2016
    Juli 2016
    Juni 2016
    Mei 2016
    April 2016
    Oktober 2015
    September 2015
    Augustus 2015
    Juli 2015
    Februari 2015
    Januari 2015
    December 2014
    November 2014
    September 2014
    Juli 2014
    Juni 2014
    Mei 2014
    April 2014
    Maart 2014
    Februari 2014
    Januari 2014
    December 2013
    November 2013

    Categories

    Alles
    Advocaat
    Advocaten
    Bezava
    BLOG Advocaat
    Boete
    Boete Aan De Weg
    Brief Eerste Kamer
    Brief Kamerleden
    Brief Tweede Kamer
    Buitenlandse Vestiging Transport
    Bulgaren
    Cao Beroepsgoederenvervoer
    Chauffeurs
    Controle Rijtijden
    Controle Rusttijden
    Detacheringsrichtlijn
    Discriminatie
    Duits Minimum Loon
    FNV
    Frankrijk
    Fraude
    Hongaarse Chauffeurs
    Hongaars Loon
    Hongaren
    Ikea
    Inloopspreekuur Advocaat
    Internationaal Arbeidsrecht
    Kaderbesluit
    Lovs
    Minister Asscher
    Nico Mooy
    Nieuwe Arbeidsrecht
    Nieuwsblad Transport
    Officier Van Justitie
    Ontneming
    Ontslagrecht
    Oost Europa Vervoer
    Plukze
    Polen
    Poolse
    Poolse Werknemer
    Raad Van State
    Rijbewijs Ingenomen
    Roemenen
    Strafrecht
    Strafrechtadvocaat
    Tachograaf
    Tachograaffraude
    Taxi
    Teeven
    TLN
    Transport
    TTM
    Uber
    Uber App
    Uber Taxi App
    Uitvlaggen
    Vallenduuk
    Van Den Bosch
    Verdrag Betreffende Werking Van De Europese Unie
    Verordening 3821/85
    Vervoer Polen
    VOG
    Vos
    Vos Transport
    Warschau
    Wederrechtelijk Verkregen Voordeel
    Wegvervoer
    Wet Beperking Ziekteverzuim En Arbeidsongeschiktheid Vangnetters Modernisering Ziektewet
    Wet Personenvervoer

    RSS-feed

Onderdeel van Landelijk Netwerk Gratis Inloopspreekuur Advocaten
Registratie rechtsgebieden

Main office: +31 (0) 23 5345170                                   

​Algemene voorwaarden                                         
 Disclaimer en privacy statement
  • Home
    • English
    • Polski
    • Deutsch
    • Francais
  • WIE ZIJN WIJ?
    • mr P.L. Bobeck
    • mr M.E.L. Vallenduuk
    • mr K. Vierhout
    • mr M.S. Kikkert
    • mr M.D. Vrolijk
    • mr C.C. Hofman
    • mr A.A.M. Dijkman
    • mr R.E. Betgen
    • Andrzej Plutynski
    • S. Blom-Van Gennip
    • M. van Geemen
    • M. van Helvoirt
  • Wat doen wij?
    • Audits
    • Seminars
    • Onze tarieven
  • Blog/Nieuws
  • Contact
    • Vacatures
    • Kantoor Haarlem
    • Kantoor Warschau
  • Registratie rechtsgebieden