Nadat Uber al op 16 oktober 2014 door de Franse strafrechter was beboet met een boete van 100.000 euro, dachten concurrenten, zoals Transdev, er goed aan te doen Uber(pop) te verbieden via een procedure bij de civiele rechter. Zij eisten op straffe van een dwangsom van 250.000 euro een algeheel verbod van Uber. Dat is niet uitgesproken. Wel werd van Uber geëist dat zij zich aan de wet zal houden op straffe van een dwangakkoord van 20.000 euro per dag.
Transdev en Lecab stelden slachtoffer te zijn van oneerlijke concurrentie van Uber. Aan hun zijde schaarden zich de Franse taxibedrijven. Want wat Uber deed was clandestien. Alleen taxi's mochten immers op basis van tijd en kilometers factureren. Onderscheid moet nog worden gemaakt tussen de taxi's en de VTC (huur van auto met chauffeur) welke beiden net ingebracht waren in de Wet Thevenoud. Die recente Franse wet verbiedt dat bij het werven van klanten chauffeurs van huurauto's zich bedienen van de ' geolocalisation', dus de smartphone. Het was op die wet dat de advocaat van Uber zijn pijlen richtte. Deze wet zou in strijd met de de grondwet zijn omdat deze ' de vrijheid van onderneming in de weg stond'. Op dat punt heeft de Franse rechter aangekondigd de zaak voor te leggen aan het Cour de Cassation. Ook had de Franse wetgever Brussel moeten consulteren via een notificatieprocedure. Dat laatste lijkt onzes inziens niet het geval omdat er voor het taxivervoer geen Europese regelgeving bestaat. De Parijse rechter in handelszaken heeft ook beslist dat Uber uit zijn app elke vorm van verwijzing naar het kunnen oppikken, stationeren of rijden op de straat, haalt. Want dat is voorbehouden aan taxi's. Dat betekent waarschijnlijk het feitelijk lamleggen van Uber ook al omdat de wet Thevenoud verbiedt om zich van 'geolocalisation' te bedienen. Uiteraard is hier het laatste woord nog niet over gezegd. Uber gaat natuurlijk in hoger beroep.
0 Reacties
Op 30 juli 2014 schreef ik een BLOG over Uber-pop. Meer specifiek waarom Uber-pop in strijd met de Wet Personenvervoer zou zijn. Deze column bracht onder de Uber aanhangers en tegenstanders gemengde reacties teweeg. Wel nu; het College van Beroep voor het bedrijfsleven, de hoogste rechter in dit soort zaken, heeft bij uitspraak van 8 december 2014 haar voorlopig standpunt kenbaar gemaakt. Uber-pop is in strijd met de Wet personenvervoer. Overigens betoogde ik dat reeds in mijn BLOG van 30 juli. Verrassend is de uitspraak dus allerminst.
Het CBB begint haar uitspraak met het oordeel dat Uber-chauffeurs taxivervoer verrichten. De door Uber aangevoerde grond dat er geen sprake is geweest van taxivervoer, maar van ‘meerijden’ of van ‘het neefje van carpoolen’ slaagt niet. Deze uitzondering is slechts bedoeld om het ‘echte’ carpoolen met vrienden of collega’s niet onder de vergunningplicht te brengen. Nu de Uber-chauffeurs duidelijk in het kader van Uber-pop hen onbekende personen hebben vervoerd om geld te verdienen, treft dat argument van Uber geen doel. De chauffeurs van Uber zijn niet in het bezit van een taxivergunning en handelen dan ook in strijd met de Wet Personenvervoer. Bovendien dienen taxichauffeurs te beschikken over een geldige chauffeurskaart; een kaart die slechts wordt verleend nadat men het chauffeursdiploma taxi heeft behaald alsmede een geneeskundige verklaring en een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) heeft overgelegd. Ook aan deze eisen gaat Uber gemakshalve voorbij. Vervolgens merkt het CBB het bedrijf Uber aan als medepleger van deze overtredingen. Dit omdat tussen Uber en haar chauffeurs sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking bij het aanbieden en verrichten van taxivervoer. Uber selecteert de chauffeurs, geeft de chauffeurs toegang tot de app, bepaalt de tarieven, regelt de betaling en ontvangt 20% van de ritprijs. Hieruit blijkt dat de bedrijfsmatige activiteiten van Uber niet alleen zijn gericht op het faciliteren van het samenkomen van vraag en aanbod, maar ook op het feitelijk vervoeren van personen tegen betaling. Uber overtreedt dan ook de Wet Personenvervoer. Uber verweert zich met het argument dat de Wet Personenvervoer stamt uit het jaar 2000 en daarmee verouderd is. Waarom het personenvervoer 14 jaar na dato zo wezenlijk anders zou zijn dat de wet achterhaald is, wordt echter nauwelijks gemotiveerd. Het is geen dragend argument. Ter illustratie: het Wetboek van Strafrecht is ingevoerd in 1886 en ruim 125 jaar later nog steeds actueel. Het CBB oordeelt dan ook dat er geen enkele concrete aanwijzing bestaat dat bij een eventuele wetswijziging Uber-pop in de huidige vorm, zonder dat de chauffeurs over een taxivergunning beschikken, mogelijk zal worden gemaakt. In mijn eerdere column schreef ik al dat Uber rommelt in de marge van de wet. Het enkele feit dat in de wet niet (letterlijk) staat dat de constructie van Uber níet mag, betekent niet dat het per definitie wél mag. Een verbod voor honden betekent niet dat olifanten per definitie wel zijn toegestaan. De bedoeling van de wetgever bij het opstellen van de taxiregelgeving is volstrekt helder. De wetgever heeft beoogd de markt voor taxiondernemers te reguleren en alleen ondernemers die aan specifieke eisen voldoen toe te laten, alsmede de passagier te beschermen. Dat heeft het CBB in haar uitspraak terecht onderkend. Voldoet men aan de gestelde vereisten, dan is het aanvragen van een chauffeurskaart en taxivergunning overigens een fluitje van een cent. Het gebeurt niet vaak, maar het ILT en ons advocatenkantoor zijn het voor een keer met elkaar eens. Uber-pop, blijkt een flop. ![]() ‘Uber legt bom onder taximarkt’ kopte de krant van wakker Nederland op woensdag 30 juli j.l.. Via de Uber-app kunnen particulieren hun auto voortaan eenvoudig als taxi inzetten. Via Uber ontvangen zij dan een vergoeding voor hun diensten. Volgens de directeur van Uber is het op deze wijze verrichten van taxivervoer legaal omdat de wet het niet letterlijk verbiedt. Hij verwacht dan ook niet dat de Uber-chauffeurs beboet zullen worden. Een waarschuwing voor degene die de ambitie hebben om Uber-chauffeur te worden is echter op zijn plaats. De Wet personenvervoer 2000 definieert taxivervoer als ‘personenvervoer per auto tegen betaling, niet zijnde openbaar vervoer’. In diezelfde wet staat dat het verboden is taxivervoer te verrichten zonder daartoe strekkende vergunning. Waarom de Uber-chauffeur die in zijn auto, tegen betaling, een ander vervoert geen taxivervoer zou verrichten (zoals Uber stelt) is dan ook niet direct duidelijk. Openbaar vervoer is het in ieder geval niet, nu daarvoor een dienstregeling is vereist en Uber op afroep werkt. Wellicht ziet Uber zichzelf als de vervoerder en de particuliere chauffeur slechts als werktuig, waardoor de particuliere chauffeur in hun optiek geen vergunning nodig heeft. Deze redenering lijkt mij echter gerommel in de marge. De bedoeling van de wetgever bij het opstellen van de taxiregelgeving is volstrekt helder. De wetgever heeft beoogd de markt voor taxiondernemers te reguleren en alleen ondernemers die aan specifieke eisen voldoen toe te laten. Uber tracht deze regelgeving via een (financiële) constructie te omzeilen, maar in de praktijk blijft de Uber-chauffeur de vervoerder. Hij is degene die beslist of, hoe en wanneer hij een rit accepteert of niet. Daar heeft Uber verder geen invloed op. Het enkele feit dat in de wet niet (letterlijk) staat dat de constructie van Uber níet mag, betekent dan ook niet dat het per definitie wél mag. In de geest van de wet (de zogenoemde teleologische interpretatie) is de constructie van Uber mijns inziens dan ook evident niet toegestaan. Op het ‘snorren’ (rijden zonder vergunning) staat 4.400 euro boete voor een eerste overtreding. Daar komt een last onder dwangsom van 10.000 euro bij. Wordt men voor de tweedemaal aangehouden, dan bedraagt de schade direct 14.400 euro. Deze bedragen lopen bij derde en volgende overtredingen navenant op. Een Uber-chauffeur neemt dan ook een behoorlijk financieel risico. Tegen deze bedragen valt niet op te rijden. De problematiek reikt echter verder. Immers, zodra er per auto tegen betaling een persoon wordt vervoerd, moet uiteindelijk iemand daar een vergunning voor hebben. Dat is de bedoeling van de wetgever. Deze vergunning dient voor de passagier zichtbaar in de auto aanwezig te zijn. De bestuurder van de auto waarin een persoon tegen betaling wordt vervoerd dient in het bezit te zijn van een geldige chauffeurskaart; een kaart die slechts wordt verleend nadat men het chauffeursdiploma taxi heeft behaald alsmede een geneeskundige verklaring en een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) heeft overgelegd. In de Uber-constructie wordt aan deze eisen niet voldaan. De Wet personenvervoer 2000 bepaalt dat het ook in dat geval verboden is taxivervoer te verrichten. Ook daarvoor kan wederom (fors) beboet worden. Tot slot spelen er civielrechtelijke vraagstukken zoals de dekking van de autoverzekering. De gemiddelde personenautoverzekering geeft geen dekking bij bedrijfsmatig gebruik, wat bij een Uber-chauffeur het wel lijkt te zijn. Bij een ongeval kan dit nare consequenties hebben. Voor de Uber-chauffeurs in spe is een waarschuwing dan ook op zijn plaats. Wat een leuke bijverdienste lijkt kan zomaar uitmonden in een financieel drama. De enige die van deze constructie profiteert is Uber zelf. Het ligt niet in de lijn de verwachting dat Uber uw boete zal voldoen als het fout gaat. Wij adviseren dan ook om het taxivervoer over te laten aan de ‘echte’ taxivervoerders. |
Vallenduuk AdvocatenHier vindt u af en toe een BLOG van een van onze advocaten Archives
December 2018
Categories
Alles
|