Nico Mooy: Voer voor Juristen.
Haarlem - 20 juni 2013. De uitspraak in de zaak Nico Mooy Oost Europa Services blijft in juridische kringen nog wel even de gemoederen
bezig houden. Zo kort na het arrest zijn er al twee juristen die het vonnis bekritiseren. Ten eerste onze collega, Michelle Vrolijk, die haar doctoraal-scriptie bij
de Erasmus Universiteit aan deze zaak wijdde. Natuurlijk zult u zeggen, dat kritiek uit niet onverdachte hoek komt, maar oordeel zelf over de argumenten.
Dan is er mevr. mr. dr. E.J.A. Franssen, advocaat bij Loyens en Loeff en annotator arbeidrecht, die tot het oordeel komt dat Mooy helemaal niet
onrechtmatig heeft gehandeld.
Eerst de scriptie van onze collega. Die zegt dat het Hof op basis van het 'werklandbeginsel' Nederlands recht van toepassing acht. Onder verwijzing naar
de zaak van chauffeur Koelzsch, beslist door het Europese Hof van Justitie, oordeelt het Hof in den Bosch dat de zaak qua organisatie van de arbeid meer
aanrakingspunten heeft met Nederland dan met Polen. Het Hof loopt dan niet alle omstandigheden af die daarbij een rol kunnen spelen, zoals in de
Koelzsch-uitspraak wordt aangegeven. Maar goed: Nederland wordt aangewezen als het land waar, en zeker van waaruit, de arbeid gewoonlijk plaatsvindt c.q. wordt georganiseerd. Dus vallen de Poolse werknemers in dienst van Mooy’s eigen Poolse uitzendbureau onder Nederlands recht. En dus, zo zegt het Hof, zijn de
dwingende bepalingen van het Nederlandse (arbeids-)recht van toepassing op de arbeidsovereenkomsten van de Poolse uitzendkrachten.
Vervolgens stelt het Hof zich de vraag of die chauffeurs dan ook vallen onder de CAO Beroepsgoederenvervoer. Nee. In de toen geldende CAO staat geen bepaling
die de uitzend-chauffeurs onder de CAO bracht.
En dan komt er een door collega Vrolijk geconstateerde tegenspraak op de volgende bladzijde (12) als het Hof de zaak ook nog aan de Waga (Wet
Arbeidsvoorwaarden Grensoverschrijdende Arbeid) gaat toetsen. Hebben we zo-even (blz.. 11) vastgesteld dat Nederlands recht op de arbeidsovereenkomsten van toepassing is, dan komt de Waga niet meer in zicht. Het Hof citeert nota bene artikel 1 van de Waga, waarin staat dat de Waga van toepassing is, als de
arbeidsovereenkomst wordt beheerst, door ander recht als het Nederlandse recht. Dat kan dan dus niet. Toch concludeert het Hof op basis van de Waga dat een
aantal kernbepalingen van de CAO Beroepsgoederenvervoer van toepassing diende te zijn, als de CAO tenminste algemeen verbindend verklaard was. En dat is volgens onze collega dus niet mogelijk.
Uiteraard is de annotatie (JAR 2013/159) van mr. dr. Franssen van meer gewicht. Zij begint te stellen dat de redenering van het Hof dat Mooy PL de CAO
Beroepsgoederenvervoer dient toe te passen en dat Mooy NL zich ervan dient te vergewissen dat Mooy PL dat ook daadwerkelijk doet, discutabel is. Het ging om
de stelling van Mooy dat als dan al Nederlands recht van toepassing was en er een CAO in beeld kwam, dan toch niet de CAO Beroepsgoederenvervoer, maar de
Uitzend- CAO (ABU). Het Hof verwerpt dat door te wijzen op de wet Waadi en de uitzondering voor ter beschikking stellen binnen een concern, zoals opgenomen in
de ABU-CAO. Mr. dr. Fransen pluist alles uit en komt tot de conclusie dat Mooy PL onder geen enkele Nederlandse CAO valt. En dus is de conclusie dat Mooy PL
geen onrechtmatige daad jegens FNV heeft gepleegd.
Als juristen al overhoop liggen over de vraag welke arbeidsvoorwaarden moeten worden toegepast, kan je niet verwachten dat Mooy het precies wist. Dus schuld
aan onrechtmatige daad is ver te zoeken. Mooy NL is nu nog door het Hof veroordeeld tot € 1.550 aan proceskosten. Het boeit hem inderdaad niet, maar als
iemand bereid is dat bedrag aan hem te betalen, en ook de cassatiekosten voor zijn rekening neemt, kom er misschien nog eens een verlossend antwoord.
bezig houden. Zo kort na het arrest zijn er al twee juristen die het vonnis bekritiseren. Ten eerste onze collega, Michelle Vrolijk, die haar doctoraal-scriptie bij
de Erasmus Universiteit aan deze zaak wijdde. Natuurlijk zult u zeggen, dat kritiek uit niet onverdachte hoek komt, maar oordeel zelf over de argumenten.
Dan is er mevr. mr. dr. E.J.A. Franssen, advocaat bij Loyens en Loeff en annotator arbeidrecht, die tot het oordeel komt dat Mooy helemaal niet
onrechtmatig heeft gehandeld.
Eerst de scriptie van onze collega. Die zegt dat het Hof op basis van het 'werklandbeginsel' Nederlands recht van toepassing acht. Onder verwijzing naar
de zaak van chauffeur Koelzsch, beslist door het Europese Hof van Justitie, oordeelt het Hof in den Bosch dat de zaak qua organisatie van de arbeid meer
aanrakingspunten heeft met Nederland dan met Polen. Het Hof loopt dan niet alle omstandigheden af die daarbij een rol kunnen spelen, zoals in de
Koelzsch-uitspraak wordt aangegeven. Maar goed: Nederland wordt aangewezen als het land waar, en zeker van waaruit, de arbeid gewoonlijk plaatsvindt c.q. wordt georganiseerd. Dus vallen de Poolse werknemers in dienst van Mooy’s eigen Poolse uitzendbureau onder Nederlands recht. En dus, zo zegt het Hof, zijn de
dwingende bepalingen van het Nederlandse (arbeids-)recht van toepassing op de arbeidsovereenkomsten van de Poolse uitzendkrachten.
Vervolgens stelt het Hof zich de vraag of die chauffeurs dan ook vallen onder de CAO Beroepsgoederenvervoer. Nee. In de toen geldende CAO staat geen bepaling
die de uitzend-chauffeurs onder de CAO bracht.
En dan komt er een door collega Vrolijk geconstateerde tegenspraak op de volgende bladzijde (12) als het Hof de zaak ook nog aan de Waga (Wet
Arbeidsvoorwaarden Grensoverschrijdende Arbeid) gaat toetsen. Hebben we zo-even (blz.. 11) vastgesteld dat Nederlands recht op de arbeidsovereenkomsten van toepassing is, dan komt de Waga niet meer in zicht. Het Hof citeert nota bene artikel 1 van de Waga, waarin staat dat de Waga van toepassing is, als de
arbeidsovereenkomst wordt beheerst, door ander recht als het Nederlandse recht. Dat kan dan dus niet. Toch concludeert het Hof op basis van de Waga dat een
aantal kernbepalingen van de CAO Beroepsgoederenvervoer van toepassing diende te zijn, als de CAO tenminste algemeen verbindend verklaard was. En dat is volgens onze collega dus niet mogelijk.
Uiteraard is de annotatie (JAR 2013/159) van mr. dr. Franssen van meer gewicht. Zij begint te stellen dat de redenering van het Hof dat Mooy PL de CAO
Beroepsgoederenvervoer dient toe te passen en dat Mooy NL zich ervan dient te vergewissen dat Mooy PL dat ook daadwerkelijk doet, discutabel is. Het ging om
de stelling van Mooy dat als dan al Nederlands recht van toepassing was en er een CAO in beeld kwam, dan toch niet de CAO Beroepsgoederenvervoer, maar de
Uitzend- CAO (ABU). Het Hof verwerpt dat door te wijzen op de wet Waadi en de uitzondering voor ter beschikking stellen binnen een concern, zoals opgenomen in
de ABU-CAO. Mr. dr. Fransen pluist alles uit en komt tot de conclusie dat Mooy PL onder geen enkele Nederlandse CAO valt. En dus is de conclusie dat Mooy PL
geen onrechtmatige daad jegens FNV heeft gepleegd.
Als juristen al overhoop liggen over de vraag welke arbeidsvoorwaarden moeten worden toegepast, kan je niet verwachten dat Mooy het precies wist. Dus schuld
aan onrechtmatige daad is ver te zoeken. Mooy NL is nu nog door het Hof veroordeeld tot € 1.550 aan proceskosten. Het boeit hem inderdaad niet, maar als
iemand bereid is dat bedrag aan hem te betalen, en ook de cassatiekosten voor zijn rekening neemt, kom er misschien nog eens een verlossend antwoord.