Overuren als onderdeel van het vakantieloon: verplicht of vrijwillig?

Overuren als onderdeel van het vakantieloon: verplicht of vrijwillig?

Overuren als onderdeel van het vakantieloon: verplicht of vrijwillig?

 

Afgelopen donderdag 25 juni kondigde ik op LinkedIn al het goede nieuws aan dat ons kantoor in een van de lopende vakantieloonzaken een gunstige uitspraak heeft ontvangen voor de werkgever. Het gaat in die zaken om de vraag of overuren moeten worden meegerekend bij de waarde van een vakantiedag. In deze blog zal ik wat dieper ingaan op de zaak en de uitspraak (die helaas nog niet is gepubliceerd, maar ik verwacht dat dit op korte termijn alsnog zal gebeuren).

In de cao Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen is er altijd vanuit gegaan dat de werknemer tijdens vakantie enkel recht had op – kort gezegd – zijn basisloon. De vakbonden waren echter van mening dat hier ook de gemiddelde vergoedingen voor overuren en onregelmatigheidstoeslagen bij hoorde. Zij baseerden zich daarbij op een aantal uitspraken van het Europese Hof van Justitie (uit 2011, 2014 en 2016) waarin is geoordeeld dat het vakantieloon in beginsel overeen dient te komen met het gebruikelijke arbeidsloon van de werknemer. Indien de werknemer voor bepaalde werkzaamheden een extra vergoeding krijgt, moet die vergoeding bij het globale loon gerekend worden indien deze componenten ‘intrinsiek samenhangen met de taken die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst’. De ratio hierachter is dat een werknemer er niet op achteruit mag gaan wanneer hij vakantie opneemt (en daarom dan maar niet met vakantie gaat).

Deze uitspraken van het Hof van Justitie gingen echter uitsluitend om de vraag of bepaalde onregelmatigheidstoeslagen onder het vakantieloon vielen. Over vergoedingen voor overwerk was op dat moment nog geen duidelijkheid in de jurisprudentie. Niet op Europees niveau en ook niet op nationaal niveau. Rechters hadden zich er simpelweg nog niet over gebogen. Desalniettemin eisten de vakbonden toch dat dit een onderdeel van het vakantieloon zou worden. Na een lange discussie tussen vakbonden en werkgeversorganisatie is in september 2018 de zogenaamde TLN-deal tot stand gekomen. Dit betrof – onder andere – een eenmalige afkoopsom voor de werknemer van € 750,00 bruto ter compensatie van eventueel misgelopen salaris over het verleden (2014-2018). Als de werknemer hier mee akkoord zou gaan, moest hij afstand doen van zijn recht om naar de rechter te stappen.

In december 2018 heeft het Europese Hof van Justitie zich in het Holzkamm-arrest over deze vraag uitgelaten. Het Hof heeft geoordeeld dat vergoedingen voor overuren in beginsel geen deel uitmaken van het gewone loon waar een werknemer tijdens vakantie aanspraak op kan maken, vanwege het uitzonderlijke en onvoorspelbare karakter ervan. Dit is volgens het Hof anders wanneer de uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende verplichtingen van de werknemer vergen dat hij op regelmatige basis overuren maakt, en de vergoeding daarvan een belangrijk onderdeel vormt van zijn loon.

Omdat veel werknemers niet akkoord gingen met de afkoopsom van € 750,00, beproefden zij hun geluk bij de nationale rechter. En tot nu toe met een hoge succesrate, want van de totaal vier gepubliceerde zaken zijn de loonvorderingen in drie zaken toegewezen en heeft de rechter geoordeeld dat de overuren wel bij het vakantieloon horen. In de andere zaak (één werkgever tegen vier werknemers en dus vier dezelfde uitspraken) is in een tussenuitspraak geoordeeld dat de werknemers moeten bewijzen dat zij verplicht waren om overwerk te verrichten. Hierover is nog geen eindoordeel bekend.

In de voor de werknemers gunstige uitspraken is in mijn optiek vrij gemakkelijk tot het oordeel gekomen dat de overuren bij het vakantieloon behoren. In sommige gevallen omdat aan een verkeerde maatstaf is getoetst en de voorwaarden zoals geformuleerd door het Hof van Justitie in het geheel niet ter sprake zijn gekomen. In andere gevallen omdat aan werkgeverszijde helaas belangrijke verweren zijn laten liggen en cruciale argumenten niet of niet voldoende zijn aangevoerd. Hierdoor werd er in de sector, zowel bij werkgevers, werknemers als bij de cao-partijen, al snel vanuit gegaan dat overuren per definitie bij het vakantieloon zouden horen.

Ook mijn kast staat vol met dit soort dossiers. Er lopen voor meerdere klanten, meerdere zaken bij verschillende rechtbanken. In al die zaken bleef mijn standpunt steeds dat het helemaal niet zo hoeft te zijn dat overuren klakkeloos bij het vakantieloon moeten worden geteld. Sterker nog, er moet aan een aantal cruciale voorwaarden worden voldaan, waaronder de voorwaarde dat de werknemer verplicht moet zijn overuren te verrichten.

Afgelopen week ontving ik dan mijn eerste uitspraak[1] in een van die lopende zaken, en de rechter oordeelde daarin als volgt:

“[Werkgever] stelt zich onder meer op het standpunt dat [Werknemer] op grond van zijn arbeidsovereenkomst niet, zoals in laatst genoemd arrest als voorwaarde is gesteld, verplicht was om overwerk te verrichten en dat zijn vordering ter zake van het vakantieloon om die reden moet worden afgewezen. Ter zitting heeft [Werkgever] desgevraagd ter toelichting van dit standpunt aangevoerd dat het werk voor [de klant] zo in te plannen is dat geen overuren gemaakt hoeven te worden en dat de chauffeurs worden ingepland voor de uren die zij willen werken. Volgens [Werkgever] werkt 95% van de chauffeurs alleen de contracturen van 40 uur per week of minder, maar wilde [Werknemer] zelf altijd veel extra uren werken vanwege het extra loon.”

De rechter bevestigt vervolgens – zoals namens de werkgever ook steeds aangevoerd – dat de verplichting tot het verrichten van overwerk niet is komen vast te staan en dat hiermee niet wordt voldaan aan de vereisten uit het Holzkamm-arrest voor het meetellen van de overuren bij het vakantieloon. De vordering van de werknemer is dan ook volledig afgewezen.

Deze uitspraak laat zien, dat er niet zomaar vanuit hoeft te worden gegaan dat overuren maar klakkeloos bij het vakantieloon geteld moeten worden. Ook hoeft er niet zomaar vanuit te worden gegaan dat het werken van overuren als verplicht wordt gezien. Hoewel dat bij sommige transportbedrijven zeer zeker het geval zal zijn, kunnen er ook voldoende situaties ingedacht worden waarbij dat niet zo is. Denk bijvoorbeeld aan de werknemer die op eigen verzoek veel ingepland wil worden en dus overwerkt op vrijwillige basis. Of de werknemer die constant bij de planning vraagt of er voor hem nog wat extra ritjes op zaterdag of zondag zijn. Een ander voorbeeld zijn de bedrijven die met flexibele werkroosters werken waar werknemers zich voor kunnen opgeven indien zij alleen hun basisuren willen werken. Kortom, het feit dat er veel overwerk wordt verricht in de transportsector, hoeft nog niet te betekenen dat dit ook verplicht is, noch dat dit meetelt voor het vakantieloon. Daarvoor moet eerst aan een aantal cruciale voorwaarden worden voldaan.

Deze uitspraak biedt eveneens de nodige perspectieven voor de werkgever met betrekking tot vakantieloonvorderingen van werknemers over het verleden. Ik raad werkgevers dan ook ten zeerste aan om niet zomaar over te gaan tot betaling van de gevorderde bedragen en eerst juridisch advies in te winnen, zodat vastgesteld kan worden of de overuren in dat geval wel of niet tot het vakantieloon behoren. Zijn er werknemers binnen uw bedrijf die niet akkoord zijn gegaan met de afkoopsom van € 750,00 en een vordering hebben ingediend wegens achterstallig vakantieloon over het verleden, neemt u dan gerust contact met mij op.

Michelle Vrolijk

Advocaat (internationaal) arbeidsrecht en cao-recht

Vallenduuk Advocaten

 

 

[1] Rechtbank Overijssel d.d. 24 juni 2020 (ECLI:NL:RBOVE:2020:2309)