De waarde van een vakantiedag in de CAO Beroepsgoederenvervoer

De waarde van een vakantiedag in de CAO Beroepsgoederenvervoer

Het afgelopen jaar heeft u ongetwijfeld de nodige nieuwsberichten voorbij zien komen over de discussie tussen de vakbonden en TLN over ‘het vakantieloon’ en de vraag wat de waarde van een vakantiedag moet zijn in het beroepsgoederenvervoer.

De zogenaamde TLN-deal van afgelopen september is het resultaat van een lang onderhandelingsproces tussen vakbonden en werkgeversorganisaties. Deze regeling houdt kort gezegd in dat de vervoerder vanaf 1 januari 2019 de waarde van een vakantiedag moet vaststellen op zowel het basissalaris als het gemiddelde aan toeslagen en overuren. Sinds dat moment staat bij ons de telefoon roodgloeiend en stroomt de ene na de andere vraag binnen waarom vakantieloon nu ineens inclusief overuren en toeslagen betaald moet worden en of u als werkgever verplicht bent die regeling toe te passen. Hoog tijd om het een en ander eens onder de loep te nemen.

Begin vorig jaar, tijdens de cao-onderhandeling voor de huidige cao, stelden de vakbonden zich op het standpunt dat de waarde van een vakantiedag niet alleen het basissalaris moest omvatten, zoals dat nu het geval is, maar ook het gemiddelde aan overuren en toeslagen. De vakbonden baseerden dat standpunt op Europese rechtspraak over dit onderwerp. TLN wilde daar op haar beurt niets van weten. De cao-bepaling over het vakantieloon bleef ongewijzigd: alleen het basissalaris dus. De nieuwe cao trad in werking, maar daarmee kwam de discussie niet tot een einde.

In 2011 en 2014 heeft het Europese Hof van Justitie een tweetal belangrijke uitspraken gedaan over de vraag wat er onder vakantieloon moet worden verstaan. Het Hof oordeelt hierover kort gezegd dat het vakantieloon in beginsel overeen dient te komen met het gebruikelijke arbeidsloon van de werknemer. Indien de werknemer voor bepaalde werkzaamheden een extra vergoeding krijgt, moet die vergoeding bij het globale loon gerekend worden. Maar als bepaalde componenten van dat globale loon slechts op incidentele (niet structurele) vergoedingen zien, dan hoeft dat niet te worden meegewogen in het vakantieloon. De ratio hierachter is dat een werknemer er niet op achteruit mag gaan wanneer hij vakantie opneemt (en daarom dan maar geen vakantie neemt).

Maar welke vergoedingen horen dan wel en niet bij dat globale loon en wanneer is zo’n vergoeding als structureel aan te merken? Daar zijn in Nederland de nodige procedures over gevoerd de afgelopen jaren, met name in de zorgsector. Uit deze rechtspraak kan geconcludeerd worden dat onregelmatigheidstoeslagen, zoals ploegendiensttoeslag, weekendtoeslag, nachttoeslag etc. tot het globale loon behoren. Ook is in een andere uitspraken geoordeeld dat bonussen en winstuitkeringen tot het globale loon behoren en dus dienen mee te wegen in de waardebepaling van een vakantiedag.

Over de vraag of overuren ook meetellen voor de hoogte van het loon tijdens vakantie, bestaat echter nog geen rechtspraak. Niet binnen de transportsector, maar ook niet in andere branches. Op zich redelijk logisch, want overuren zouden eigenlijk ook niet structureels moeten zijn.

In de transportsector waren de vakbonden echter van mening dat de overuren wel degelijk vaak als structureel zijn aan te merken. En ook dat is niet vreemd, want zeker in het internationaal transport bestaat een belangrijk deel van het loon inderdaad vaak uit overuren. Daarom zijn de vakbonden een tweetal proefprocessen gestart. Gedurende die proefprocessen werd het de werkgeversorganisaties kennelijk toch wat heet onder de voeten, want met het risico dat alle werknemers over de afgelopen vijf jaar nog een vordering zouden kunnen indienen bij hun werkgever, is de uiteindelijke TLN-deal gesloten. En onderdeel van die deal is dat niet alleen de gemiddelde toeslagen, maar ook de gemiddelde overuren dienen mee te wegen bij het vakantieloon. Daarnaast kan met de werknemer een regeling getroffen worden om de vordering van de afgelopen vijf jaren af te kopen tegen een bedrag van 750 euro. De werknemer moet dan wel afstand doen van zijn recht hier over te procederen.

Ben ik als werkgever dan ook echt verplicht om die overuren vanaf 1 januari a.s. te betalen wanneer mijn werknemer vakantie opneemt, ondanks dat een rechter daar (nog) niet over geoordeeld heeft? Het antwoord is ja. De afspraak is inmiddels per 14 november 2018 opgenomen in het nieuwe artikel 67a lid 9 van de CAO Beroepsgoederenvervoer 2017-2019 en ook het verzoek tot algemeen verbindend verklaring is al ingediend. En nu het eenmaal in de cao staat, moet het ook toegepast worden. Klein voordeel: u hoeft de waarde van de gemiddelde overuren en toeslagen per werknemer maar één keer per jaar te berekenen, namelijk steeds op 1 januari en gebaseerd op de uren van het voorgaande kalenderjaar. Die waarde geldt dan voor alle vakantiedagen die in de loop van dat jaar worden opgenomen.

En hoe moet die regeling dan precies toegepast worden? Dat zal de komende tijd nog even puzzelen worden, want ook in dit nieuwe cao artikel wordt uitdrukkelijk vermeld dat het om structurele vergoedingen van toeslagen en overuren moet gaan. Pas dan geldt de verplichting om dit mee te wegen voor het vakantieloon. Daarentegen wordt in datzelfde artikel ook bepaald dat de vergoedingen worden afgetopt op een bepaald maximum vanwege het feit dat deze soms niet structureel zijn, hetgeen naar mijn mening enigszins tegenstrijdig is.

En wanneer is zo’n vergoeding dan structureel? Wordt er onderscheid gemaakt in altijd structureel, nooit structureel en soms wel/soms niet structureel? En wanneer mogen de vergoedingen dan buiten beschouwing worden gelaten bij het vakantieloon? Wie het weet, mag het zeggen. Het zal ongetwijfeld niet lang duren voordat Stichting VNB (FNV) de eerste cao-nalevingsonderzoeken zal instellen en de discussies los zullen barsten. En uiteindelijk zal de rechter dus alsnog uitsluitsel moeten geven…